Uitgangspunt voor de begroting 2018 is het saldo van de kadernota. In de brief over de meicirculaire 2017 is daar op grond van de ontwikkeling van de algemene uitkering en de benodigde loon- en prijscompensatie een wijziging op aangegeven. Dit leidt bij elkaar tot de volgende basis voor het saldo van de begroting 2018:

2018

2019

2020

2021

Saldo kadernota 2018

-283

710

141

151

Ontwikkeling algemene uitkering

1.228

1.700

1.793

1.968

Af: extra loon- en prijscompensatie

-381

-762

-1.143

-1.524

Af: budget betalingen VNG

-150

-150

-150

-150

Saldo na brief meicirculaire

415

1.498

641

445

De feitelijke begroting 2018 sluit op dit moment met een voordelig saldo van € 13.000. Sinds het opstellen van de Kadernota hebben zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan die leiden tot deze wijziging in het saldo.

2018

2019

2020

2021

Saldo na brief meicirculaire

415

1.498

641

445

1. Nieuwe cao gemeentepersoneel

-570

-570

-570

-570

2. Effect raadsvoorstel Onderwijshuisvesting

-78

19

-455

264

3. Effect aanpassing afschrijvingssystematiek

108

228

514

0

4. Overige effecten

138

94

180

33

Saldo meerjarenbegroting

13

813

310

172

Onderstaand lichten wij deze ontwikkelingen toe en gaan we ook in op een tweetal wijzigingen in het Besluit Begroten en Verantwoorden (BBV) die effect hebben op de begroting 2018.

Toelichting op de nieuwe ontwikkelingen

  1. Nieuwe cao gemeentepersoneel

Er is een nieuwe cao afgesloten voor het gemeentepersoneel, die in 2018 leidt tot een stijging van de personeelslasten met 3,25%. In de brief naar aanleiding van de meicirculaire was nog gerekend met een ontwikkeling van 2,4%. Verder heeft het ABP aangegeven de pensioenpremies in 2018 verder te verhogen. Voor werkgevers komt dit neer op een verhoging met 0,98%. Het totaal effect van deze onderwerpen voor de gemeente is € 395.000. Daarnaast is er rekening mee gehouden dat een aantal vakantiedagen nu is opgenomen in het Individueel Keuzebudget (IKB) en, tenzij de medewerker een andere keuze maakt, aan het eind van het jaar worden uitbetaald (effect voor de gemeente € 175.000). Door deze ontwikkelingen wordt het saldo structureel € 570.000 lager.
Daarbij hebben we er voor gekozen om deze hogere kosten niet te verwerken in de indexering van de inkomsten. De hogere lastenontwikkeling zou leiden tot een aanpassing van de indexering tot 2,3%. Gezien het perspectief van de begroting stellen wij echter voor de stijging met 1,9% te handhaven, conform de stand zoals aangegeven in de brief over de meicirculaire.

  1. Effect raadsvoorstel Onderwijshuisvesting

In de kadernota was een berekening opgenomen van het effect van de vervanging van twee scholen en sportaccommodaties tot en met 2021. Die cijfers zijn in de begroting aangepast op basis van het raadsvoorstel Onderwijshuisvesting basisonderwijs en sportaccommodaties. De investering is verhoogd als gevolg van besluitvorming over klimaatneutraal bouwen. De inkomsten van onderwijs worden op een andere wijze ontvangen dan in de kadernota was geraamd (niet eenmalig in 2020, maar gedurende de exploitatie). Hierdoor ontstaat een aanpassing van het perspectief, zoals in de tabel hierboven aangegeven.

  1. Effect aanpassing afschrijvingssystematiek

Bij de voorjaarsnota 2017 is besloten om bij investeringen voortaan te beginnen met afschrijven in het jaar na ingebruikname van de investering. Dat heeft een effect op de berekening van de kapitaallasten in de komende jaren, waardoor de eerder in het MIP geraamde afschrijvingslasten  een jaar later doorschuiven. Dit leidt in de jaren tot en met 2020 tot een hoger saldo in het perspectief, afhankelijk van de voor dat jaar geraamde vervangingsinvesteringen. Voor 2021 geldt dat niet, omdat dat jaar nu voor het eerst in het meerjarenperspectief valt.

  1. Overige effecten

In de kadernota is een inschatting gemaakt van de benodigde ruimte voor indexering van de budgetten in de begroting. Na verwerking van de cijfers blijkt de daadwerkelijk benodigde ruimte lager te zijn dan geraamd. Daarnaast ontstaan er van jaar tot jaar wijzigingen in het saldo door incidentele aanpassingen, bijvoorbeeld doordat er in sommige jaren twee of juist geen verkiezingen zijn.

Gewijzigde regelgeving BBV

In 2017 is het Besluit Begroten en Verantwoorden (BBV) op een aantal punten gewijzigd. Voor wat betreft de indeling van de begroting, zijn die vorig jaar al verwerkt. Een tweetal punten hadden wij aangekondigd in de Kadernota, maar toen nog niet verder uitgewerkt. Hoewel het hier feitelijk alleen om wijzigingen in de systematiek van de gemeentelijke verslaglegging gaat, zijn er aanzienlijke gevolgen voor de begroting.  

  1. Aanpassing rekenrente 2018

Om de vergelijkbaarheid tussen de gemeentelijke begroting te vergroten worden met ingang van 2018 de regels voor rentetoerekening aan investeringen aangepast. Tot en met 2017 rekenden wij aan investeringen een rentepercentage toe, dat (globaal) was gebaseerd op de gemiddelde rente die de gemeente betaalt op aangetrokken geldleningen. Voor de begroting 2017 was dat 3,5%. Dat percentage werd ook berekend over het gedeelte van de investeringen dat wordt gefinancierd vanuit ons eigen vermogen.

In de nieuwe systematiek van het BBV is het uitgangspunt dat de gemeente geen rente meer berekent over het eigen vermogen. Daarmee wordt de rente over dat gedeelte nu feitelijk op 0% gesteld. De gemeente betaalt in 2018 gemiddeld 3,23% rente over de aangetrokken geldleningen. Als die betaalde rente wordt afgezet tegen de boekwaarde van de investeringen, komt de toe te rekenen rente in 2018 (afgerond) uit op 2%. Op basis daarvan zijn de kapitaallasten in de begroting 2018 berekend.

Gevolg van deze aanpassing is dat de rentelasten in de begroting sterk dalen. Voor het saldo van de begroting heeft dit in de meeste gevallen geen effect omdat tegenover de lagere lasten op de programma’s ook lagere baten van de treasury staan. Op onderdelen waar wel een budgettair effect optreedt, nemen wij maatregelen om die op te vangen, omdat wij van mening zijn dat deze aanpassing in de verslaglegging niet mag leiden tot een nadeel in de begroting. Daarbij gaat het om de afvalstoffenheffing, de rioolheffing en de parkeerexploitatie. Dit wordt in de paragraaf lokale heffingen en bij de parkeerexploitatie nader toegelicht.

  1. Investeringen met maatschappelijk nut

Met ingang van 2017 moet de gemeente ook op investeringen met maatschappelijk nut afschrijven. Dat zijn investeringen die niet verkocht kunnen worden en waarmee de gemeente geen geld kan binnenhalen. Concreet gaat het dan vooral om wegen, bruggen en openbaar groen. Tot nu toe werd voor aanleg en groot onderhoud op deze onderdelen gespaard in een voorziening, Vanuit die voorziening werd in één keer de investering betaald. Voortaan moeten deze investeringen worden geactiveerd. In de begroting worden dan de rente- en afschrijvingslasten opgenomen. De nu geraamde stortingen in de voorzieningen kunnen dan deels vrijvallen. De gevolgen van deze aanpassing worden in de najaarsnota 2017 aan u voorgelegd. Wij hebben deze nog niet meegenomen in de begroting 2018. Afhankelijk van uw besluitvorming worden de effecten door middel van de eerste begrotingswijziging verwerkt in de begroting 2018. Bij de Kadernota 2019 komen wij, op basis van de nieuwe beheerplannen voor de openbare ruimte, met een voorstel voor de structurele invulling van het toekomstige (groot) onderhoud en de bijbehorende financiële ruimte.